De grondlegger van het bedrijf Ab Hoogendoorn kreeg met zijn vrouw Dolly drie kinderen: Robbert (1937-2012), Yvonne (1939) en Peter (1940). Zoals bij vrijwel alle mensen van hun generatie staan bij deze drie de jeugdherinneringen in het teken van de Tweede Wereldoorlog. Voor het gezin Hoogendoorn betekende dat in oktober 1942 vooral de evacuatie uit het Statenkwartier, dat door de Duitsers als onderdeel van de Duitse verdedigingslinie (Atlantikwall) was aangewezen. Dankzij een klant van Ab kon het gezin samen met Dick en Elsje, de ouders van Ab, terecht in een villa achter het Javalaantje, een hofje in het Willemspark in Den Haag. Op de plek van de villa ligt nu het bosje van Repelaer.
Hoewel er niet expliciet over werd gesproken, was het al vanaf een vroeg stadium de bedoeling van Ab dat zijn zoon Robbert in de zaak zou komen. Dat bepaalde ook Robberts keuze, na de mulo, voor de studie bouwkunde aan de Haagse HTS in de Sneeuwbalstraat. Voordat hij daaraan begon, moest hij zijn wiskunde via een avondopleiding bijspijkeren. De lessen volgde hij in het gebouw aan de Prinsessegracht waar ook de Haagse kunstacademie was gevestigd. Omdat hij tijd over had, schreef Robbert zich voor zijn plezier in voor een studie binnenhuisarchitectuur en via die opleiding ontmoette hij ook zijn toekomstige vrouw Marijke Funnekotter.

Na zijn bouwkundestudie volgde de diensttijd en uiteindelijk ging Robbert, die in de familie meestal Rob werd genoemd, in 1962 aan de slag bij zijn vader. Toen bedrijfsleider Gelauff (van de loodgieters) met pensioen ging, nam hij diens taken over. Samen met de bedrijfsleiders Overkamp (van de timmermannen) en De Vries (van de schilders) runde hij het bouwbedrijf, terwijl Ab zich alleen nog maar bezighield met de vastgoedmakelaardij en de assurantiebemiddeling.
Getrouwd met de zaak
Net als zijn vader was Robbert ‘getrouwd’ met de zaak. Ook in andere opzichten leken de twee op elkaar: ze reden beiden motor, waren joviaal, hielden van feesten, maar het werk ging altijd voor. Maar er waren ook verschillen. Ab was een flamboyante maar zuinige man, Robbert was rustiger, bescheiden en in tegenstelling tot zijn vader bijzonder vrijgevig. In zijn vrije tijd had hij een voorliefde voor sportieve activiteiten waarbij ook de techniek een rol speelde, zoals varen, vliegen en duiken. Zijn zachtaardigheid bleek onder meer uit de moeite die hij had om medewerkers te ontslaan als de bouw moeilijke tijden doormaakte. ‘Een heer in de bouw’, zo wordt hij door vroegere medewerkers omschreven. Het was ook een man die zich niet altijd overal druk om maakte. Beroemd waren de conflicten met Overkamp over de start van de dag. Terwijl Overkamp altijd heel vroeg begon, kwam Robbert ‘pas’ zo rond 8 uur de zaak binnen.
Bestuurlijke talenten
In zijn hart was Robbert Hoogendoorn meer bestuurder dan aannemer. Daarvoor kreeg hij ook meer ruimte toen zijn zonen Rob en Paul in de zaak kwamen, respectievelijk in 1985 en 1990. Meer dan twintig jaar speelde hij een belangrijke bestuurlijke rol in het NVOB (Nederlands Verbond van Ondernemers in de Bouwnijverheid), de voorloper van Bouwend Nederland. Van het NVOB, een algemene aannemersvereniging, waren vooral kleine en middelgrote bouwbedrijven lid. Namens de Haagse afdeling was Robbert afgevaardigd bij de regionale organisatie en bij het landelijke hoofdkantoor in Baarn, waar hij in het dagelijks bestuur zat. Ook was hij vanwege zijn grote ervaring in de bouw lid van het Hof van Arbitrage om geschillen in de sector te beslechten. Hij was nauw betrokken bij de oprichting van het succesvolle BouwGarant, een soort verzekering om opdrachtgevers meer zekerheid te bieden als zij een aannemer inschakelen voor nieuwbouw, verbouw of renovatie. Daarnaast was hij bestuurslid van MKB Nederland en het Pensioenfonds Bouw. Verder zat Robbert in het bestuur van de Stichting R.K. Begraafplaatsen te ’s-Gravenhage en ook binnen de stichting Haagbouw was hij actief, een nog steeds bestaande organisatie van bouwbedrijven met een eigen opleidingsstelsel. Tot slot was hij voorzitter van de Stichting Scholings- en Werkervaringsverband, een succesvol project in de jaren 90 om langdurig werklozen een werkervaringsplaats in de bouw te geven.
Technisch vernuft
De technische inslag van Robbert was bekend. Toen Hoogendoorn Bouw de opdracht kreeg om de kelders onder boekhandel Paagman op de Frederik Hendriklaan aan te leggen – nodig om vrachten schoolboeken op te slaan – voerde hij samen met zoon Rob zelf de constructieberekeningen uit, gekoppeld aan allerlei inventieve oplossingen om het gewicht erboven te stutten. Ook de techniek op de vierkante centimeter had zijn belangstelling. In het Staalkwartier, de ijzerwinkel op de hoek van de Frederik Hendriklaan die hij zelf had opgezet en die door zijn vrouw Marijke en moeder Dolly werd geleid, was hij vaak op zaterdag te vinden. Als een klant met een kapotte boormachine kwam, verving hij liever de koolborsteltjes dan de man een nieuwe machine te verkopen. Laat maar zitten, zei hij dan, als de klant vroeg hoeveel het kostte. Dit tot grote verbazing van zijn veel zakelijker ingestelde echtgenote Marijke.